Hilde Meijs en Marcel van Druenen zitten al weer ruim een jaar in het bestuur van het Landelijk Netwerk Sociale Coöperatief Ondernemersschap (LaNSCO.)  Met hun eigen achtergrond en motivatie. Reden om hen hierover een paar vragen te stellen.

Hoe kwam je bij LaNSCO terecht en wat is de affiniteit met de achterban?

Marcel: Ik weet het niet meer precies. Ik denk dat ik over Lansco voor het eerst hoorde tijdens een bijeenkomst bij de Social Impact Factory. Daarna was ik op een bijeenkomst in Amersfoort waar het onderzoek werd gepresenteerd naar effecten van sociale coöperaties. Daar kwam bij mij het idee op om hier een community of practice voor op te zetten. Mijn affiniteit is dat ik vind dat mensen die bijstand nodig hebben recht hebben op zelfstandig werk. Dus niet op voorhand moeten zijn aangewezen op afhankelijkheid van een werkgever, gezags-relatie, baas, enzovoort.

Hilde: Ik werd benaderd door een kennis die aangaf dat LaNSCO bestuurlijke versterking zocht. Ik kom uit de zorg en tevens het zorg- en welzijnsonderwijs. Ik voelde mij vooral verbonden met die studenten bij wie het niet vanzelf gaat. Ik concentreerde mij toen op het ontwikkelen van een arbeidsmarkt voor studenten die extra aandacht nodig hebben. Het is dus geen directe affiniteit met de doelgroep van LaNSCO, maar wel op die groep die extra ondersteuning nodig heeft.

Wat vind je van het idee van Sociale Coöperaties? Wat is volgens jou de toegevoegde waarde?

Marcel: Ik vind het idee geweldig. Maar ik zou echter in de uitwerking graag zien dat er wat meer inkomsten gegenereerd worden. Eigenwaarde is een belangrijke toegevoegde waarde, evenals een sociaal netwerk, maar dat zou sterker zijn als er ook omzet van enige betekenis wordt gerealiseerd.

Hilde: Sociale coöperaties zijn een hele mooie vorm om mensen in een andere context toch een kans te bieden om zich te ontplooien en zich lekker te voelen. Daarbij denk ik dat de maatschappij op een omslagpunt staat van consumptiegericht naar waardengericht. In die omslag, zeker in de toekomst, zie ik een grote kans en rol voor sociale coöperaties. Het onder de aandacht brengen van de coöperatieve gedachte en het denken in termen van betrokkenheid en solidariteit vind ik belangrijk. Niet alleen elkaar iets gunnen. Maar, ook het vertrouwen hebben dat we samen de uitdagingen van de toekomst aangaan en iets voor elkaar kunnen betekenen.

Zoals bekend werkt de Participatiewet, volgens berichten in de media, eerder averechts dan dat het iets oplevert. Wat moet daar aan gebeuren, wat is een alternatief?

Marcel: Daar ben ik het niet helemaal mee eens. Laten we nou niet de waarde onderschatten van een sociaal vangnet dat in elk geval voorziet (hoe marginaal ook) in een zeker bestaansminimum. Wat wel moet gebeuren is dat in de uitvoering de waardigheid van de mens centraal blijft staan en het wantrouwen niet meer leidend is. Bovendien moet het recht op zinvolle activiteit gelden. Dus als de arbeidsmarkt mensen op afstand houdt moet men het recht behouden om zelf een zinvolle bezigheid te vinden.

Hilde: De mindset van de overheid en ook de maatschappij over het vertrouwen in de capaciteiten en de goede wil van de doelgroep is belangrijk. Evenals de problemen onder ogen te zien en met betrokkenen in gesprek gaan als echte gesprekspartners en meedenken over het oplossen van bottlenecks.

In hoeverre kun je je werkervaring inzetten voor Lansco?

Marcel: Ik ben in de eerste plaats bedrijfskundige. Dat betekent dat ik verstand heb van bedrijfseconomie en organisatie. Door onder andere Divosa heb ik een groot netwerk in overheidsland gekregen en heb een brede ervaring met professionalisering in het sociaal domein. Ik voel me steeds meer specialist op het gebied van vakmanschap, waar ik nu al tien jaar op gericht ben.

Hilde: Met mijn ervaring in ontwikkelingssamenwerking heb ik geleerd hoe groot de neiging is om vanuit mijn eigen perspectief te redeneren en te veronderstellen dat die van de ander vergelijkbaar is. Vanwege cultuurverschillen niet alleen tussen landen en volken, maar ook tussen mensen onderling kun je wel eens enorm verrast worden en op het verkeerde been gezet zijn. Een gesprek is daarom heel waardevol. De ander beseft meestal ook niet dat jij je eigen perspectief hebt.

Digitalisering gaat me aan het hart omdat de maatschappij inclusief de overheid steeds intensiever gebruik maakt van digitalisering. Als je digitaal niet meekunt loop je een groot risico nu of in de nabije toekomst buiten de maatschappij geplaatst te worden met alle bijbehorende problematiek.

Mijn affiniteit met zorg en onderwijs maakt me duidelijk hoe belangrijk ik het vind om een betekenisvolle bijdrage te leveren. Ik realiseer me dat veel mensen graag iets voor een ander willen doen, dat geldt ook voor de doelgroep van LaNSCO. Ook zij willen een waardevolle rol in de maatschappij spelen. Door dat te benadrukken verwacht ik dat we onze maatschappij kunnen verrijken.

Wat moet er veranderen om een inclusieve samenleving te krijgen waar iedereen ‘zijn ding kan doen’ (om medebestuurslid Arjo Klamer te citeren) zonder de druk van een werkgever of uitkerende instantie?

Marcel: Vooral de maatschappelijke beeldvorming bewerken. Politiek is een afspiegeling van wat het grote publiek denkt over bijstand en wie dat nodig heeft.

Hilde: Onze focus moet zich verplaatsen van een consumptieve maatschappij, waar ieder streeft naar eigen succes, naar een zorgzame en betrokken samenleving. We moeten leren denken in mondiale termen. Buitenlanders heten we daarom van harte verwelkomen. Ook zij dragen hun steentje hier bij. Zij verlieten een omgeving waarin ze zich niet prettig of onveilig voelden. In een betrokken maatschappij breng je met elkaar offers, met het oog op het klimaat en een betere verdeling van middelen.

Hoe kijk je tegen een basisinkomen aan? Haalbaar? In hoeverre een optie of een deel van de oplossing om de samenleving anders en beter in te richten?

Marcel: Ja het is haalbaar en uiteindelijk misschien wel onontkoombaar. Maar als we meer respect en mededogen in ons stelsel brengen is het niet nodig. Het is ook maar een techniek waar nog niet eens iedereen hetzelfde onder verstaat. Met wat er nu aan voorzieningen is ingebouwd in onze systemen kunnen we hetzelfde doel bereiken zonder een zuiver basisinkomen.

Hilde: Daar ben ik niet erg in thuis, maar het lijkt me een goed idee. Ik denk wel dat het goed is om ook in andere termen na te denken over ruilmiddelen anders dan geld, bijvoorbeeld voor (mantel)zorgtaken in de buurt of in de familie.

Hoe zie je de toekomst van LaNSCO en de Sociale Coöperatie Beweging?

Marcel: Ik vind het idee dat medebestuurslid Arjo in een interview opperde wel een mooi perspectief. Namelijk: De coöperatieve beweging uitbreiden tot een brede beweging van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties met oog voor duurzaamheid, solidariteit en gelijkwaardigheid.

Hilde: De tijd is rijp om het gedachtegoed van LaNSCO en de sociaal coöperatieve beweging breder onder de aandacht te brengen. Ook in de politiek vanwege de maatschappelijke omslag naar een meer waardengedreven maatschappij. LaNSCO is nog klein, maar heeft een grote rol in het leren van de verschillende ervaringen in sociale coöperaties en gemeenten. Ik zie een rol in het voortzetten van wat we al deden, vooral in het lerend vermogen om te optimaliseren. Maar ook in het versterken van het politiek en maatschappelijk bewustzijn met betrekking tot de coöperatieve gedachte en een daarmee betrokken maatschappij. Voor dat laatste hebben we hulp nodig en is het goed om de samenwerking op te zoeken en kansen te pakken die zich voordoen.

Wil je nog iets anders kwijt?

Marcel: Het zou mooi zijn als we meer juridische slagkracht hadden voor situaties als aanbesteding van sociale coöperaties en het belemmeren van mensen in hun bewegingsruimte om zelfstandig inkomen te verwerven. Meer invloed in het sociaal domein, zeg maar.

Bert Vos.